Christensen, Robertson & transities

Clayton Christensen wuift kritiek weg; Robertson helpt

Clayton Christensen is de auteur van het invloedrijke boek The Innovator’s Dilemma uit 1997. Wij vinden deze Harvard-econoom belangrijk voor transitiedenken. harvard press logoHij benoemt als eerste het fenomeen dat bekende, uitstekend geleide commerciële organisaties vernieuwers zien opkomen die opereren op een nieuwe grondwaarde. Hij beschrijft hoe de leiders de vernieuwingen zelf ook uitproberen maar uiteindelijk besluiten er niet fors in te investeren. Samen met hun marktonderzoekers en financiers beoordelen ze de vernieuwing als ‘inferieur presterend’. Ze draagt namelijk niet bij aan versteviging van de basiswaarde waarop de leidende organisatie(s) leidend werden. De nieuwkomers worden daarop met rust gelaten in een niche van de samenleving, alwaar ze hun kinderziekten te boven kunnen komen. Vervolgens gaan ze een groeicurve in die véél steiler loopt dan de groei van de leidende partijen. Uiteindelijk vagen de vernieuwers de oude leiders weg, zelfs op hun eigen grondwaarden. De leidende partijen intussen, ontwikkelen dóór op een spoor waarmee ze zichzelf loszingen van wat de rest van de samenleving eigenlijk van ze wil. Ze worden te duur, te gecompliceerd en missen aansluiting met de actualiteit. Ze imploderen tenslotte. Clayton noemt dit alles disruptive innovation. Het boek uit 1997 werkt dit uit voor technologie-georiënteerde ontwrichting. Later schrijft Christensen artikelen op hogere schaalniveaus. Velen weten hoe snel Kodak ten onder ging terwijl het concern kort ervoor nog meer dan 95% van de Amerikaanse foto-filmmarkt in handen had.

ManagementTeam schreef in juni 2014 over de jongste polemiek rond Christensen’s theorie. In een lang interview met Businessweek verdedigt Christensen zich op de kritiek op zijn theorie van ontwrichtende innovatie. Enkele maanden nadien fileerde Jill Lepore, professor Amerikaanse geschiedenis aan Harvard, de wereldberoemde theorie in een essay in de The New Yorker. Christensen reageerde weer door te stellen dat de ontwikkeling van een theorie een proces is: ‘Elk punt dat ze probeert te maken over ‘The Innovator’s Dilemma’ is behandeld in een later boek of artikel. Elk punt!’ Lepore rekent Christensen onder andere aan dat hij een verkeerde voorspelling deed toen de iPhone uitkwam. Hij dacht dat het een flop zou worden. Christensen: ‘Ik framede hem niet als een disruptie ten opzichte van de laptop, maar als een duurzame innovatie ten opzichte van Nokia. Ik heb dat gewoon gemist. En het heeft me geholpen bij de theorie, want ik moest erachter komen: wie ben je aan het disrupten?’

Christensen werd beroemd op de schaal van grote commerciële ondernemingen. Transitiefocus ziet zijn denkwerk echter ook als een sleutel bij transitie-interventies, dus ook op maatschappelijke schaal. Dit geldt zeker als we het combineren met het werk van de Nederlandse psychiater Peter Robertson. In artikelen als ‘How people contribute to growth curves’ en zijn boek ‘De Ecologische Leider’ stelt Robertson dat naarmate systemen ouder worden, leiderschapsposten worden bevolkt door andere karakters dan in het begin. Het zijn de karaktereigenschappen in late levensfasen van systemen samen met de interactie tussen top-executives en hun directe omgeving die ertoe leiden dat grote systemen imploderen.

Het fenomeen dat leidende organisaties zo’n moeite hebben met vernieuwingen op een andere grondwaarde dan waarop zijzelf leidend werden speelt een rol bij de hervormingen in de Zorg, in de Ruimtelijke Ordening, bij Bouw, Landbouw, Politieke besluitvorming, Energietransitie en andere sectoren en thema’s. Begrip van Christensen & Robertson relativeert de rol van die heersende organisaties in tijden van transitie. Pas als ook dáár besluitvormers begrijpen wat er gaande is in tijden van transitie en ze hun marketeers en financiers daarvan overtuigen en zo investeringsstromen weten af te buigen richting discontinuïteit, is er hoop op overleven. Zelfs voor grote organisaties.

 

Sparren hierover? Bel of mail!