‘Straks na de verkiezingen, kan ik helemaal opnieuw beginnen’, verzucht een programmamanager. ‘Veel nieuwe wethouders in de kopgroep. Hoe hou ik de kennis vast en het vertrouwen die in de oude groep zaten? Wat moet ik doen om ze én bij te spijkeren én te committeren aan wat er al staat? Zullen ze luisteren naar elkaar?’
Elkaar verstaan en begrijpen. Nou, dat blijkt geen sinecure in een transitie met uiteenlopende partijen om je heen.
Een van de kenmerken van een maatschappelijke transitie is dat partijen die voorheen weinig of niet met elkaar hoefden te praten, elkaar nu ineens nodig hebben om oplossingsrichtingen vorm te geven. Waar voorheen context en taal gemeenschappelijk waren, klopt dat nu niet meer. Ieder lijkt uit een andere historie te komen, een andere werkelijkheid te zien en taal heel anders uit te leggen. Ik geef drie elementen die van grote invloed zijn op de kwaliteit van gesprekken.
Waar hebben we het over?
Gesprekspartners verstaan verschillende dingen onder dezelfde begrippen. Wat bedoel jij, wat bedoel ik eigenlijk met ‘circulaire landbouw’, ’toekomstbestendige zorg’ of ‘duurzame productie’? Stap één is dus het werken aan een gedeeld begrippenkader.
Wat is het speelveld?
Als ieder op een ander speelveld lijkt te strijden, denk dan eens aan de volgende vragen. Vanuit welke context spreek jij? Waar komt jouw emotie vandaan? Wat maakt dat jij zo tegen de situatie aankijkt? Hier start de bereidheid met daarna de vaardigheid om vanuit andermans schoenen te luisteren. Het gesprek dat hierop volgt maakt het makkelijker samen het speelveld te definiëren en de grenzen ervan. Stap twee is weten waar iedereen vandaan komt, het neerzetten van de scope van het gezamenlijke traject en zorgen dat ieder daar verbinding mee maakt.
Vanaf welk niveau spreken we? Op welk niveau spelen we?
In overheidsorganisaties heb je te maken met de niveaus bestuurlijk, ambtelijk en praktijk. De macht ligt deels op rijksniveau, bij provincies, in de regio of lokaal. Het bedrijfsleven werkt met aandeelhouders. Het werkt met financiers en in productienetwerken. Van oudsher spreekt men van strategische, tactische en operationele niveaus. Burgers zijn ook consumenten. Transitietaal onderscheidt graag routines (‘het regime’), nichepraktijken en het niveau van de externe, trage veranderingen (‘landscape’). De indelingen duiden op achterliggende belangen, afrekentermijnen en bijbehorende gedrag. Stap drie is de vraag stellen wie tussen de lagen pendelt? Wie verbindt? Kunnen we scherp krijgen waar de prioriteit ligt?
Steek je bij de start van een traject hier tijd en energie in, dan betaalt zich dat dubbel en dwars uit in onderling vertrouwen en de effectiviteit van activiteiten.
Zoals het er nu uit ziet trouwens, helpen wij de programmamanager met een doorstart. Mooi vak, transitie-ondersteuner.