‘Ik zet me nergens tegen af’ hoor ik mezelf zeggen bij de introductie. ‘Afzetten betekent het andere uitsluiten. Dat werkt niet in transities, je hebt elkaar nodig’.

Het is me helemaal helder. Ik verbind verleden met toekomst en geef zo zicht op wat er nu speelt. Ik  haal boven op tafel wat eronder gehint of bedoeld wordt. Ik ontschuldig mijn taal zodat ieder zich gezien voelt. Ik benoem de patronen die de het goede gesprek belemmeren.

‘Maar dan zet je je wel degelijk af. Namelijk tegen de patronen die jij als belemmerend labelt. Is dat geen oordeel dan?’, vroeg een collega spits.

Daar zit ik met mijn mond vol tanden. Bingo! Hij heeft gelijk.
Wat betekent afzetten? In de beste zin is het aangeven wie jij bent.

patronen

Het aangeven van grenzen helpt om anderen en jezelf te leren kennen. Om te weten wat je aan elkaar hebt. Voor mij is dat de noodzakelijke basis voor het ontsluiten van gezamenlijke ontwerpkracht, voor beweging, ruimte en verandering.

Waarom benoem ik in elke situatie de patronen die ik zie? Waarom? Omdat ik vind dat gedachten er soms door in een kring blijven ronddraaien. Dat het gesprekspartners oplevert die niet uit hun groef komen en dat patronen de kans op ruimte of beweging veel kleiner maakt. Althans in mijn ogen. Daarom benoem ik ze. Ze belemmeren.

En nu eerlijk, Esther. Is jouw observatie meer waar dan die van anderen? Geef jij ruimte aan de groep om jouw observaties naast zich neer te leggen? Tja. Soms gaan mijn observaties met me aan de haal en weet ik zeker dat ik de oplossing zie. Dan gebruik ik mijn talent om patronen te benoemen. Niet om ruimte te maken voor hoe anderen tegen iets aan kijken, maar om te stellen dat mijn idee beter is of die van hen in elk geval nog níet. Dan komt mijn ‘dat vinnik’ om de hoek kijken. Hmm, werk aan de winkel.

Blij met die opmerking. Blij met die collega. Blij met de spiegel.